maandag 15 maart 2010

Hoofdstuk 4


   Echt netjes was het natuurlijk niet wat hij gedaan had. De hele week bleef het in zijn achterhoofd spoken dat hij was weggegaan zonder gedag te zeggen en zonder de jonge vrouw te bedanken voor de kop thee en het gebruik van haar droger en roze badjas. Waarom was hij zomaar weggegaan? Er was geen echt excuus. Zijn ouders hadden hem netjes opgevoed en zijn morele code verbood zulke slechte manieren. Maar hij was wel weggegaan. Hij was de voordeur uitgeslopen zonder een woord te zeggen en had ervoor gekozen om als een dief in de nacht het appartementencomplex uit te rennen en de eerste de beste bus naar de veiligheid van zijn oude levensritme te pakken.
   Het was angst, realiseerde hij zich op dinsdag, terwijl hij met de open bus en een lading Japanners naar Rockefeller Center reed. Het was ook onzekerheid, concludeerde hij op woensdag, toen hij zijn tanden stond te poetsen en een klodder pasta richting de afvoer van de wastafel spuugde. Het was een stijlbreuk in zijn levensritme, waarschuwde hij zichzelf op vrijdag, toen hij een Big Mac verorberde omdat hij geen zin had om na te denken over wat hij eigenlijk moest gaan eten.
   Zij vertegenwoordigde het leven dat hij niet had. Jack wist niets van haar, maar iemand die in een luxe appartement aan de rand van Central Park woonde, moest wel een druk en bewogen leven leiden. Een leven dat haaks stond op wat hij er zelf voor door liet gaan. Een bestaan dat niet gekleurd werd door eenzaamheid, maar eentje die een volle agenda vol uitdagingen en spanning met zich meebracht.
   Hij wist dat het fout zat, toen hij zijn ontmoeting met haar in zijn roman begon te verwerken. Bepaalde details waren weliswaar veranderd, maar het was onmiskenbaar de vrouw in het park met de blauwe ogen en het lieve gezicht dat hem uit de regen had getrokken. Tot die tijd had hij alleen maar de herinneringen van die vorige Jack gebruikt. Een man die allang niet meer bestond. Nu hij op zaterdagavond zat te schrijven en zij haar intrede deed in zijn onsamenhangende roman, was de angst compleet. Als hij niet uitkeek, dan zou hij hoop krijgen. Hoop op een mooier leven en verwachtingen die allang vervlogen waren. Dan zou hij besmet worden met het virus dat hem uiteindelijk alleen maar weer doodziek zou maken.
   Dus voor het eerst in jaren, bracht hij zijn zondagochtend niet door in Central Park. Hij had de wekker niet gezet in de hoop de uren slapend te kunnen doorbrengen, maar het ritme van zijn leven wekte hem hoe dan ook. Onverbiddelijk. Toen hij het gordijntje wegtrok, kondigden de eerste zonnestralen een warme dag aan. Hij dacht aan de bloemen in het park; prachtig in bloei. De skeelerende mensen die acrobatische toeren uithaalden om in hun vaart de tragere wandelaars te ontwijken. De eendjes in de vijver, waar hij nog wat oude korsten voor had liggen op het kleine aanrecht zonder kookplaat die de naam keuken niet mocht dragen. Hij kleedde zich aan en at uiteindelijk de korsten zelf op, omdat hij gewoon geen zin had om op een dag als vandaag een donut te eten. Dat hoorde bij een ritueel dat vandaag niet zou plaatsvinden. Jack kon Lynn gewoon niet meer onder ogen komen.
   Maar zijn vaste patroon was natuurlijk wel verstoord. De hele ochtend liep hij door de woonkamer van zijn appartementje dat met enkele vierkante meters eerder als een grote inloopkast dan als volwaardige kamer bestempeld kon worden. Het was rommelig en hij kon natuurlijk opruimen, maar dat voelde niet goed. Zoals niets op dat moment goed voelde. Hij pakte een boek op en begon te lezen, maar na twee bladzijden werd hij ook daar niet goed van en smeet de literaire papierbundel tegen een muur. Het viel naar beneden en landde op een openstaande pizzadoos, die leeg was op wat aangekoekte korst, kaas en tomatensaus na.
   Dan maar schrijven. Z’n gedachten en gevoelens in woorden omzetten. Al na drie zinnen wist hij dat het niks ging worden. Hij voelde zich er alleen maar slechter door. Hij raakte alleen maar meer geïrriteerd.

   Ornithologie was geen hobby van haar, dus Lynn kon niet zeggen welk vogeltje op de bank zat in de zon. Ze keek naar het actieve beestje, maar had liever iets anders gezien. Iemand anders. Terwijl ze haar oefeningen deed tegen de boom, dacht Lynn aan de man die daar nu hoorde te zitten, maar hij was er niet. Alleen een vogeltje dat van de zitting naar de grond sprong en met het snaveltje in iets bruins begon te plukken. Zo te zien een stukje chocolade van een voorbijganger.
   Ze was teleurgesteld geweest, afgelopen zondag, toen ze uit de keuken was gekomen en Jack er niet meer was. Het was niet het feit dat hij niks gezegd had voor hij wegging. Dat stille paste wel bij hem. Het was meer dat ze zijn aanwezigheid waardeerde zonder precies te weten waarom. Er was iets aan hem dat haar raakte. Er heerste een diepte onder zijn oppervlakkige façade die ze herkende als was die van haar zelf. Een raakvlak. Maar welke? Dus toen hij weg was, kwam er een triestheid over haar heen. Ze voelde zich een beetje verloren en ze wist dat het voor hem nog veel erger moest gelden.
   Ze begon haar ronde hardlopen door het park, maar merkte dat ze rondes maakte die dicht in de buurt bleven van het bankje. Maar hij kwam niet, zelfs niet nadat ze een extra rondje had gemaakt. Toen ze onder de douche stapte en het zweet van haar lichaam spoelde was Jack nog steeds niet helemaal uit haar gedachten verdwenen.

   Hij was opgelucht toen de middag eindelijk kwam en hij naar zijn werk toe mocht. Hij vertrok vroeger dan normaal, omdat hij niet wist volgens welke dienstregeling de bus bij hem in de buurt op zondag reed. Anders stapte hij altijd op een andere bus bij die halte die zo dicht bij zijn bankje lag. Alles was anders vandaag. De rit was anders. De mensen waren anders. De stad was anders. Zo voelde het, terwijl er maar één ding echt anders was: hijzelf. Dat probeerde hij niet te laten merken toen hij eenmaal aan zijn werk begon. Voor zover hij kon nagaan, lukte dat ook. Jack deed wat hij altijd deed en met succes. De mensen genoten van zijn verhalen en van de grapjes die hij al honderden keren had verteld. Hij ratelde door alsof er een cassettebandje in zijn buik zat. Met een opgewektheid en enthousiasme waarvan hij niet wist waar die vandaan kwam. Het was niet van hemzelf, maar op dat moment was hij er blij mee, want de klant betaalde niet voor zijn emotionele status. Die wilde gewoon vermaakt worden en dat lukte.
   Toen het donker werd en zijn dienst er eindelijk opzat, stapte hij de metro in. De dag was al zo anders dat die stijlbreuk ook nog wel kon. Hij nam een lijn naar de rand van zijn geliefde plaats, ver weg van waar hij normaalgesproken zat en liep in het donker over de paden en onder de bruggetjes. Hij was nog nooit ’s nachts in het park geweest. Dat had niet bij zijn ritme gehoord. Maar het was voor hem gewoon geen zondag als hij niet even hier was geweest; in een uithoek van de 341 hectare land die hij als zijn echte thuis beschouwde. Hij kwam langs een bankje, maar besloot er niet op te gaan zitten. Dat zou verraad zijn. Dus hij liep een stukje, doelloos en zonder enig plezier en besloot na tien minuten dat het genoeg was geweest. Deze dag was niet van hem en ook niet van Central Park.

   Ze bestudeerde de stukken voor haar werk. Morgen was een belangrijke dag. Ze raakte verdiept in de materie en maakte aantekeningen bij voor haar relevante passages. Voor een buitenstaander leek het misschien alsof ze opging in haar werk, maar dat was niet helemaal het geval. Want diep van binnen voelde ze zich een klein beetje onrustig. Net genoeg om zich niet helemaal af te kunnen sluiten. Net genoeg om af en toe op te staan van de bank en het donker in te turen. Onder het licht van een lantaarnpaal stond het bankje er verlaten bij. Hij was er niet. En hij zou ook niet meer komen. In ieder geval niet meer vandaag.

(Lees ook: bespiegelingen bij H 3 & 4 op het schrijverblog)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten