vrijdag 19 maart 2010

Hoofdstuk 5



Vermeende drugsdealer gedood in rechtbank

Door Daniel Sarago

Manhattan, N.Y. - De rechtszaak tegen Joseph Adam Crichton, verdacht van grootschalige handel in drugs, kreeg gisteren een onverwachte climax toen een man met een pistool de rechtszaal in kwam en de verdachte in kwestie dodelijk verwondde.
De laatste zitting voor het oordeel van de jury, was even daarvoor afgesloten met een eindpleidooi van advocate Lynn Ryder, die beweerde dat er geen enkel bewijs was dat haar cliënt aan deze drugszaken kon koppelen. Ze voerde aan dat valse getuigenissen niet uitgesloten konden worden, op basis van beloofde strafvermindering.

Op het moment dat de verdachte door bewakers werd meegenomen voor inbewaringstelling, stapte de schutter, wiens naam nog niet is vrijgegeven door de politie, de rechtszaal binnen en vuurde drie kogels af, waarvan er twee Crichton raakte. Een derde week af en raakte advocate Ryder. Ze werd geraakt in haar schouder, waarna ze achteroverviel onder het gewicht van haar stervende cliënt. Zij is per ambulance naar het Mount Sinai ziekenhuis overgebracht.


Woordvoerder James London van het New York County Court House: “Volgens de laatste berichten is de toestand van mevrouw Ryder stabiel. Ze heeft erg veel bloed verloren, maar artsen hebben de kogel kunnen verwijderen. Ze wordt nog in de gaten gehouden, maar naar verwachting zal ze volledig herstellen.”


Op de vraag van het motief van deze daad, antwoordde de heer London: “Het verhoor van de dader is nog in volle gang, maar er is een indicatie dat de dood van zijn zoon, die aan een overdosis drugs stierf, mogelijk de aanzet is geweest van deze geweldsdaad.”

De schutter werd overmeesterd door bewakers in de rechtbank en tijdelijk ingesloten in afwachting van de politie. Vermoedelijk had de bewuste zoon de drugs bemachtigd in een deel van de stad waar de drugshandel geheel door verdachte Crichton zou worden geleid.

Het proces tegen deze drugsdealer werd gezien als een belangrijke stap van het O.M. in het oprollen van een omvangrijk New York’s drugsnetwerk. Het O.M. wilde niet reageren op de dood van de verdachte, maar er werd wel medeleven geuit richting mevrouw Ryder.


   Jack leefde van de toeristen, dus je zou hem er niet gauw op horen mopperen. Maar inwendig vloekte hij elke keer weer, wanneer hij door de bus liep na een rondrit en er allerlei achtergelaten rommel aantrof. Natuurlijk was er een schoonmaakdienst, maar Jack gooide de grotere puin meestal zelf in een vuilniszak. Daar was hij ooit mee begonnen en hij was het blijven doen. Het was verbazingwekkend hoeveel rotzooi mensen konden maken en hoeveel ze eigenlijk verspilden. Boterhammen, snoepgoed en fastfood dat maar voor de helft of minder was opgegeten en neergegooid alsof de bus zelf één grote vuilnisbak was. Bij de uitgang van het voertuig hing een afvalbak met de tekst:

                                            Thank You For Your Donation !

   Een smiley ernaast moest de buspassagiers ertoe bewegen om met veel plezier hun afval in de plastic container te gooien, maar daar werd helaas zelden gebruik van gemaakt. Het merendeel belandde gewoon op de vloer en de zittingen van de bus. Jack trok een grens bij het lospeuteren van kauwgomresten, maar de grotere zooi pakte hij altijd op en gooide hij in de vuilniszak die hij achter zich aansleepte onder het steeds groter wordende gewicht.
   Op één van de zittingen vond hij een stuk krant. Het was de stadssectie van de New York Times, maar Jack maakte er geen gewoonte van om de krant te lezen aangezien het leven om hem heen er eigenlijk niet zo veel meer toe deed.
   Maar deze keer kon hij de drang om een artikel te lezen niet weerstaan. De foto had hem daartoe bewogen. Want al waren haar felblauwe kijkers gereduceerd tot zwarte stippen, de intensiteit van haar blik sneed in zijn ziel. De herkenning was er in een ogenblik en een diepe zorg maakte zich van hem meester. Daar lag Lynn, onder een hevig bloedende man. Haar mond vertrokken in wat allemaal maar opgevat kon worden als een schreeuw van pijn. De foto had een rommelige compositie, maar je kon van een fotograaf niet verwachten dat hij daar op lette op een moment als dat. Het was natuurlijk vooral een kwestie van schieten. Plaatjes schieten in een hoger tempo en met een lagere doeltreffendheid dan de schutter daarvoor had gewerkt.
   Jack las het artikel drie keer. Telkens in grote haast alsof de tekst elk moment voor zijn ogen kon vervagen. Elke leesronde nam zijn ongerustheid toe. Hij was daadwerkelijk bezorgd om het lot van deze vrouw, die hij maar twee keer had gezien en amper had gesproken. Waarom eigenlijk? Hij besloot die vraag voor een later moment te bewaren en scheurde het artikel uit de krant, waarna hij de rest van het papier in de vuilniszak gooide. Hij was nog niet klaar met zijn ronde door de bus, maar liet de plastic zak liggen waar die lag en liep weg.
   Iets in hem vertelde Jack dat hij wist waar hij nu moest zijn. Daarom liep hij. Hij liep naar de plek waar hij nu moest zijn. Ongeacht of het juist was of niet. Zelfs al was het helemaal niet verstandig. Hij liep en hij bleef lopen.

   ‘Goedenavond Mevrouw Ryder, hoe voelt u zich?’
   Het beeld van Lynn’s ogen was nog niet scherp genoeg om de vriendelijke lach van de verpleegkundige goed te kunnen zien, maar de langwerpige witte vlekken aan de onderkant van de vage omtrek van het gezicht vatte ze wel als zodanig op. Ze probeerde te praten, maar er kwam nog niet veel meer uit dan: ‘Uhh.’
   ‘U heeft nog wat last van de narcose, maar het zal snel beter gaan,’ zei dezelfde vrouwenstem uit de richting van de vleeskleurige vlek.
   ‘Uhh,’ zei Lynn weer. Ze wilde meer zeggen. Ze wilde duidelijker zijn, maar een kracht die groter voelde dan zijzelf weerhield haar daarvan. Diezelfde kracht zorgde ervoor dat haar zicht maar niet wilde verscherpen en dat ze gevangen leek in haar eigen lichaam. Ze kon niets anders dan zich daaraan overgeven. Ze sloot haar ogen en liet het donker weer terugglijden in haar beperkte wereld. Als een dwangbuis waar je maar beter niet te veel in moest worstelen. Want wat had dat voor zin. Daarom liet ze het gaan en zakte weer zachtjes weg.
   Ze hoorde de vrouwenstem langzaam vervagen, terwijl die zei: ‘Het is goed. Ga maar weer slapen.’

   Zelfs liggend in een ziekenhuisbed, haar schouder ingepakt in verband, zag ze er nog beeldschoon uit. Zelfs met haar oogleden gesloten, die de twee mooiste parels nu verborgen, was er niets wat de intensiteit van haar ziel ontkrachtte. Zelfs al voelde hij de onrust onder de oppervlakte van die ogenschijnlijk rustig slapende vrouw, was ze nog altijd een betoverende verschijning.
   Jack schoof een stoel naar haar bed en legde zijn hand zachtjes op die van haar. Met zijn vingertoppen volgde hij de weg over haar vingers en omsloot de hand tot die niet meer te zien was. Helemaal bedekt door de zijne. Haar zachte huid was als fluweel tegen zijn handpalm en even voelde het alsof de rest van zijn lichaam niet meer bestond. Er waren alleen nog twee handen; verbonden met elkaar zoals de handen van geliefden. Maar dat waren ze niet.
   Jack schrok. De gedachte van liefde maakte hem bang en hij verzette zich tegen de irrationele gedachte dat je van iemand kon houden zonder diegene echt goed te kennen. Maar hij kende haar wel. Hij had in haar ziel gekeken via de blauwe oceanen in haar gezicht waarin hij was verdronken. Hij wilde het niet aan zichzelf toegeven, maar bij die eerste ontmoeting, zo vluchtig maar lang genoeg voor een vakantie van een seconde, was het verbond gekomen. Vanaf dat moment zouden ze onlosmakelijk een onderdeel van elkaars leven vormen, zelfs wanneer ze niet bij elkaar waren. Als planeten die met een aantrekkingskracht om elkaar heen draaien. Soms dichtbij en dan weer verderaf. Maar wat betekende het? De onrust die onder Lynn’s oppervlakte lag, leek in hem over te stromen bij het besef dat hij een pad opging dat hij jarengeleden had afgesloten. Hij had er een grote dode boomstronk overheen gelegd en daar een bordje aan gehangen. Verboden toegang. Die zelfbescherming was noodzakelijk geweest om zijn gezonde verstand te bewaren. Hij had daar geen moment spijt van gehad omdat spijt een gevoel was dat hij zichzelf niet meer toestond. Het hoorde bij de vroegere Jack, die achter de boomstronk lag weg te rotten in het volle zonlicht. Met de bijbehorende stank.
   Toch liet hij haar hand niet los. Dat had hij moeten doen. Want hoe langer de aanraking duurde, hoe meer hij zich voelde versmelten en veranderen. Het was lang geleden dat hij echt iets gevoeld had. Iets wezenlijks. Iets bijzonders. En diep in zijn lichaam waren er cellen die de herinnering aan zulke gevoelens nog altijd hadden vastgehouden en die nu met alle kracht schreeuwden om opnieuw gevoed te worden.
   Hij sloot zijn ogen en voelde hoe uit zijn ooghoek één dikke warme traan opwelde en de onomkeerbare tocht over zijn gezicht begon. Er was alleen dat gevoel van twee handen die over elkaar heen lagen en een zielsverbinding bewerkstelligden. Dat was genoeg. Meer was er niet nodig. Meer kon hij waarschijnlijk op dat moment ook niet dragen. Met de handen over elkaar liet hij zichzelf wegzakken in eenzelfde onrustige droomstaat als de vrouw in het bed.

   ‘Wie bent u en wat doet u hier?’
   Een zware mannenstem verscheurde hem uit een ander rijk en van schrik trok hij zijn hand terug naar zijn lichaam. Hij keek naar het gezicht van een onvriendelijk ogende man die in een dreigende houding naast hem stond.
   Jack wist niet wat hij moest zeggen.
   ‘Nou, kom op! Wie bent u en wat doet u hier?’
   Nog altijd kon Jack geen woord uitbrengen. Hij opende zijn mond maar er waren geen woorden die zijn aanwezigheid hadden moeten verklaren. Abrupt stond hij op, waardoor de stoel met een gekletter achterover tuimelde. De norse man stapte iets achteruit, waarmee Jack onbedoeld de ruimte kreeg om richting de deuropening te gaan. En dat deed hij ook. Hij liep weer. En hij bleef lopen. Ook toen de man achter hem bleef schreeuwen: ‘Wie denkt u wel dat u bent? U kunt niet zomaar weglopen. Als u niet stilstaat, roep ik de beveiliging.’
   Jack voelde een hand rond zijn pols en trok die met zijn andere hand van zich af, waarna hij zijn pas versnelde totdat het rennen werd. Hij keek niet om, bleef doorrennen. Het ziekenhuis uit. De straat uit. De hoek om. Weer een straat door. Hij bewoog zich alsof hij wist waar hij naar toeging, maar niets was minder waar. Willekeurig dook hij straten in totdat hij zo moe was geworden dat hij niet meer verder wilde lopen. Een paar meter verder was een bushalte. Een paar minuten later kwam er een bus. Hij liet zich vallen op een stoel en sloot zich af voor de wereld om hem heen, totdat hij als vanzelf weer in zijn appartement stond, zijn kleren uittrok en volautomatisch in zijn bed belandde waar hij in een onrustige slaap werd verpakt.

(Lees ook: Notities bij H 5 op het schrijversblog)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten