Haar hand verdween in de diepe zak van haar lange donkerrode jas. Ze verwachtte de aanraking van het koele gekartelde metaal van haar sleutelbosje, maar ze stootte met haar vingers tegen een harde scherpe rand. Papier. Met haar vingertoppen greep ze het voorwerp en trok het omhoog uit het stoffen omhulsel, waarbij de klank van de tegen elkaar ketsende sleutels die er onder lagen heel even hoorbaar was.
In haar hand hield ze een enveloppe in gebroken wit, waar met sierlijke blauwe letters haar voornaam op stond. Meer niet. Het stevige papier zat aan de achterkant dichtgeplakt en de lichte verdikking verraadde de aanwezigheid van een kaart. Ze pakte de kaart over naar haar andere hand en deed een nieuwe greep naar haar sleutels, die ze dit keer zonder onderbreking onder in de jaszak vond. Ze opende de voordeur van haar appartement en liep zonder haar jas uit te trekken naar de bank. Ze was van nature nieuwsgierig en ongeduldig, dus het uittrekken van haar jas zou te lang duren om de sensatie van de kaart te kunnen weerstaan. Ze had wel een vermoeden van wie de kaart kwam. Dat kon er maar één zijn. Wanneer had hij die in haar jaszak gestopt?
Haastig duwde ze het topje van haar wijsvinger in de ruimte van de flap aan de bovenkant van de envelop waar die niet helemaal goed dichtgeplakt zat. Met enige druk veranderde het topje in een amateuristische versie van een briefopener, die de envelop met veel korte stoten en een rafelig eindresultaat van een opening voorzag. Haar hand greep daarin en trok de kaart naar buiten. Ze keek even naar de buitenkant waar een veelvoud van gekleurde hartjes haar ogen tegemoet sprongen. Beetje zoet, maar het kon lelijker.
Haar werkelijke interesse ging natuurlijk uit naar de binnenkant, dus ze vouwde de wenskaart open, voorzichtiger dan dat ze de enveloppe behandeld had, alsof ze op het punt stond een schat van onnoemelijk waarde bloot te leggen. De hele linkerkant was voorzien van golven in diverse kleuren die er handmatig met potlood op aangebracht waren. Daar was nog best wat werk aan besteed. In elke golf stond een tekstregel en samen vormden ze een kort maar intens gedicht:
Nooit gedacht dat ik dit zou voelen
En dat mijn wereld ineens zo mooi kon zijn
Mijn hart zal zeer snel overspoelen
Regelrecht ondergedompeld in zonneschijn
Geen afzender. Maar een naam was ook niet nodig. Ze wist het zo wel. Ze had gelijk gehad. Ze las de tekst nog een keer, bijna letter voor letter, misschien op zoek naar een verborgen code in de structuur die een extra betekenis omhoog zou brengen. Dat gebeurde niet, maar de woorden waren voldoende voor een warmte die ook een beetje ongemakkelijk aanvoelde.
Want ze was natuurlijk vereerd. Dat iemand de moeite nam om zoiets voor haar te maken. Ze had wel eenskaarten gekregen, bijvoorbeeld op Valentijnsdag, maar nooit één waar zoveel zorg en liefde aan besteed was. Lynn had het niet achter hem gezocht. Dat hij zoiets zou doen. Ze vond het dapper dat hij het aangedurfd had om zich zo bloot te geven. Maar ze wist niet zo goed wat ze ermee aanmoest. Ze mocht hem graag, maar ze kende hem eigenlijk niet zo heel goed en ze wist niet precies hoe ver haar gevoel voor hem kon gaan. Waarschijnlijk niet verder dan een mooie vriendschap, hoewel die nu al onder spanning was komen te staan. Ze waren immers niet op de meest vriendelijke manier uit elkaar gegaan en dat was nog geen uur geleden geweest.
Ze voelde zich schuldig over de wijze waarop ze hem haar wereld had ingesleurd en ze was bezorgd over hoe hij zich nu voelde. Vooral na deze kaart, die overduidelijk in haar jaszak gestopt moest zijn voordat het dramatische voorval met haar vader en zijn gasten had plaatsgevonden. Moest ze nu naar hem toegaan? Dat kon, maar ze had geen idee wat ze moest zeggen en waarschijnlijk was hij nog zo boos dat hij toch niet wilde luisteren.
De kaart lag nog altijd opengevouwen in haar hand en ze kon een derde lezing niet weerstaan. Met elk woord spoelde zijn emotie bij haar naar binnen. Voelen. Zijn. Hart. Zonneschijn. De tekst was mooi, maar breekbaar. Hij wilde iets met haar delen, maar was onzeker over de uitkomst en hield zich daarom tegelijkertijd een beetje op de vlakte. Of hij wist zelf nog niet wat hij precies voelde. Ze voelde de drukkende verantwoordelijkheid om hier voorzichtig mee om te springen. Iemand zoals Jack, die leefde in zijn werk, geen vrienden had en geen liefde in zijn leven, was net zo breekbaar als de woorden die hij met inkt in het papier van de wenskaart had gedrukt. Er was een klein beetje van zijn ziel in achtergebleven, dus ze vouwde de kaart weer voorzichtig dicht, stopte die terug in de uitgerafelde enveloppe en borg dat voorzichtig op in de lade van haar secretaire.
Daarna liep ze naar de cd-speler en zette die aan. Er zat nog een zilverkleurig schijfje in het apparaat dat weldra de zachte stem van Sheena Easton door de geluidsboxen in het vertrek weggaf, die op prachtige wijze The Nearness Of You zong. Ze keek uit over het donkere landschap met de lichten van lantaarnpalen en autokoplampen. Voorbij de donkere massa die Central Park was naar de skyline waar nog meer lichtjes in een rommelig patroon uit de gebouwen kwam. Diep in gedachten verzonken. Denkend aan Jack.
Shit, de kaart! Door zijn boosheid had hij er totaal niet meer aangedacht. Dat hij de kaart in de loop van de auto naar de voordeur van Lynn’s vader stiekem in haar jaszak had geschoven. De kaart waar hij uiteindelijk, na wat sleutelwerk, een tekst voor had geschreven die hem, in ieder geval op dat moment, geschikt leek om zijn gevoel uit te drukken. De kaart die hij toch maar met pen had geschreven, omdat kleurpotloden misschien een verkeerd signaal zouden afgeven. De pen had natuurlijk gevlekt, waardoor de potloden alsnog van pas kwamen om dat te maskeren. Minutenlang had hij geconcentreerd zitten kleuren, alsof hij weer op de kleuterschool zat. Toen het resultaat hem genoeg beviel had hij de kaart dichtgeplakt en er toch nog de hele nacht over wakker gelegen of het nou eigenlijk wel verstandig was om dat te doen. En was de tekst niet toch iets te extreem? En waren die kleurtjes misschien een beetje nichterig?
Maar soms moet je dingen gewoon doen, bedacht hij de volgende morgen in het park. Zelfs als ze tegen je natuur zijn. Soms moet je een gevoel volgen zonder de consequenties al teveel te overdenken. Dat hij er een gevoel bij had, was al een uitzonderlijke situatie. Want hij had al heel lang niets meer gevoeld en nu leek alles alleen maar intenser te worden. De pijn op zijn borst vertelde hem dat eveneens, want die was niet alleen ontstaan uit de stress van de afgelopen dag, maar ook uit de onmacht van de liefde. En was het liefde? Wilde hij dat weten? Hoe boos hij ook was, die vragen hielden hem eigenlijk meer bezig dan wat zich vandaag had afgespeeld. Eerlijk gezegd had datgene wat er een aantal uur geleden gebeurt was natuurlijk ook met diezelfde liefdesvraag te maken. Het ging om het dilemma van twee handen op een ziekenhuisbed. Over wat dat te betekenen had voor hem. Hij wist het nog steeds niet helemaal. Nou ja, hij wist het wel, maar hij wilde niet weten dat hij het wist.
En nu was er dus nog de kaart. Ergens in een ander deel van New York had de ‘geadresseerde’ die waarschijnlijk al lang opengemaakt en de tekst gelezen. Met die typische frons had ze waarschijnlijk gekeken naar de regenboogkleurige golven die de achtergrond van de woorden waren gaan vormen. Hij had er geen afzender bijgezet, maar zij zou het toch wel weten. Van wie kon het immers anders zijn.
Hij had het gedaan omdat hij voelde dat hij het moest doen, maar nu wist hij het niet helemaal zeker meer. Misschien had ze de kaart nog niet geopend en kon hij haar nog gauw bellen in de telefooncel op de hoek en haar smeken de enveloppe ongeopend te verscheuren. Maar dat zou ook niet zo’n beste boodschap tegen. Nee, het was te laat. Hij kon er nu niks meer aan doen. En zij zou er waarschijnlijk niks meer mee doen, want hij had boos gezegd dat zij hem met rust moest laten. Dus dat zou het einde kunnen zijn. Als hij dat wilde. Als zij dat wilde.
Jack had geen lamp aangedaan in de woonkamer. Het was bijna donker, op de schijnsels die van buiten kwamen na. Hij stond bij het raam en keek naar buiten. Het was donker. En het was stil. In zijn woning en in de woningen er omheen, waar hij door de dunne wandjes doorgaans alles van kon horen. In het portaal van het gebouw tegenover hem stonden twee mannen bij elkaar. De ene keek schichtig om zich heen en haalde toen wat papiertjes uit zijn zak. Geld zo te zien. De andere nam het aan en gaf er een klein zakje voor in de plaats. Drugs ongetwijfeld. Jack zag hoe de dealer zich terugtrok in de schaduw van het portaal, terwijl de klant er haastig vandoor ging.
De kaart. Hoe moest dat nu na de kaart?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten