donderdag 1 april 2010

Hoofdstuk 10

 
   Terwijl Lynn de pagina’s van het schriftje met belezen tussenpozen omsloeg, hield Jack haar vanuit zijn ooghoek in de gaten. De bladzijden van zijn boek sloeg hij af en toe demonstratief om, maar hij hield zijn vinger bij de pagina waar hij daadwerkelijk was gebleven. Lezen was voor een later moment. Soms keek hij wel in zijn boek; bang om er op betrapt te worden dat hij eigenlijk naar haar zat te kijken.
   Het viel hem weer op hoe mooi ze is. Dat wist hij natuurlijk al, maar toch viel het weer op. Elke keer opnieuw. Alsof hij bij elke nieuwe aanblik een nieuwe vrouw ontmoette. Zelfs haar ogen waren verfrissend anders bij elke opslag. Daarom kon hij er ook steeds in blijven verdrinken. Maar hij keek ook naar haar haren, keurig samengebonden met een rood elastiekje, waardoor het staartje als een waaier achter op haar hoofd hing. Hij keek ook naar de frons bij haar wenkbrauwen als ze een passage leest die dat blijkbaar bij haar oproept. Hij keek naar haar neus, een sierlijk middelpunt in haar gezicht en naar haar lippen, die ineens in een lichte glimlach trekken als ze een andere passage leest die dat blijkbaar bij haar oproept. Hij zag haar en realiseerde zich dat hij voor haar begint te vallen. Voor zover dat nog niet gebeurd was. Hij wist het, maar stopte het weg, want dat mocht absoluut niet gebeuren. Niet nog een keer. Hij had het zichzelf beloofd.
Ze las niet het hele schrift. Dat zou ook wat veel zijn. Toen ze klaar was met lezen, sloeg Lynn het schriftje zachtjes dicht, alsof er een breekbaar goed in verborgen was dat gekoesterd moest worden. Jack keek gauw weer in zijn boek en sloeg nog even een bladzijde om voor de vorm.
   ‘Poeh, wat een treurig verhaal,’ hoorde hij haar zeggen. ‘Mooi, dat wel. Maar ook heel treurig. En ik begrijp het ook niet zo goed. Waarom zou hij op basis van die ervaring de liefde helemaal vaarwel zeggen?’
   ‘Dat gebeurt niet alleen door die ervaring. Ik ben begonnen met wat hij als laatste meemaakt en spring dan heen en weer in zijn verhaal. Dit voorval wordt pas schrijnend als je de rest van zijn geschiedenis leert kennen.’
   ‘In die andere tien schriftjes?’
   ‘Ja, maar dat ga ik je niet aandoen.’
   ‘Ik zeg toch: je schrijft mooi. Een prettige en melancholische stijl. Dus je zou me er geen ongenoegen mee doen. Maar het is natuurlijk jouw werk. Ik ga me niet opdringen.’
   ‘Misschien later nog eens,’ zegt Jack.
   ‘Dus er komt een later?’ Bij die vraag keek Lynn hem doordringend aan. Haar blauwe ogen boorden een nieuw gat in zijn ziel, waardoor hij niet meer in staat was te antwoorden. Na de intense stilte stelde ze een nieuwe vraag: ‘Wat doe je dit weekend?’
   ‘Werken,’ zei Jack automatisch.
   ‘Toch niet het hele weekend?’
   ‘Zo ongeveer wel.’
   ‘Zaterdagavond?’
   ‘Nachttour.’
   ‘Zondagochtend valt vanzelfsprekend af… Zondagavond misschien?’
   Jack hoefde zondagavond niet te werken. Hij had een middagdienst. Maar hij had het gevoel dat er iets ergs zou gebeuren als hij die avond aan haar zou geven. Wat moest hij zeggen?
   Ze praatte weer door. ‘Ik zou graag willen dat je mijn vader ontmoet. Nou ja, je hebt hem al een keer ontmoet, maar daar hebben jullie beide waarschijnlijk geen al te beste herinnering aan. Dus ik dacht, misschien als hij je op een andere manier leert kennen. Zoals ik je ken.’
   ‘Ken je mij dan?’ Het was eruit voordat Jack er erg in had en meteen had hij spijt van de nogal botte toon die hij daarbij aansloeg. Maar ze leek niet van haar stuk gebracht en praatte onverstoorbaar verder.
   ‘Nog niet goed natuurlijk, maar ik denk dat ik je wel een beetje doorheb.’
   ‘Daar ben ik dan heel benieuwd naar, want ik heb mezelf niet eens door.’ Deze keer werd zijn botte toon door een cynische vervangen, maar dezelfde spijt bleef gewaarborgd. Zijn opmerking werd beantwoord met de karakteristieke frons die hij even daarvoor ook al had waargenomen.
Ze ging onvermoeibaar verder: ‘Kom je bij mij langs of zal ik je eerst op laten halen?’
   ‘Op laten halen? Waar gaan we heen dan?’
   ‘New Jersey. Waar mijn vader woont.’
   ‘Oh, nou. Liever niet eigenlijk. Ik kom nooit buiten de stad.’
   ‘Nooit?’
   ‘Ik ben hier niet geboren,’ zei Jack, ‘maar na de dood van mijn ouders, toen ik drieëntwintig was, ben ik hier naartoe verhuisd en ik ben nooit meer weggegaan. Ik woon hier nu dertig jaar en ik ben nooit meer buiten de stadsgrenzen gekomen.’
   ‘Waarom niet? Heb je nooit eens zin om te reizen?’
   ‘Zelfs als ik daar zin in had, dan zou dat nogal zonde zijn. Reizen kost dubbel geld. Het geld dat je uitgeeft en het geld dat je niet verdient omdat je op reis bent. Bovendien, ik zou niet weten waar ik naar toe zou moeten. Wat ik op een andere plek te zoeken heb in mijn eentje. Alles wat ik nodig heb, is hier.’ Met een wijds gebaar spreidde hij zijn armen en zwaaide ze naar de hoeken van zijn krappe behuizing. Lynn volgde zijn armen met haar ogen en als de aanblik van de woning niet zo treurig was geweest, had ze er waarschijnlijk hard om moeten lachen.
   Ze stond op en liep naar het tafeltje om het schriftje op de stapel terug te leggen. Daarvoor in de plaats greep ze een notitieboekje dat ze op een willekeurige pagina opensloeg. Haar ogen rustten op het papier en toen begon ze hardop voor te lezen. Jack had geen idee waarom. Hij kende de tekst uiteraard. Die had hij daar zelf met zijn pen in het papier gedrukt. Maar ze las met een zachte en melodieuze stem en gaf hem uiteindelijk toch iets moois. Ze gaf hem het gevoel dat de woorden bij haar opriep en daarmee kreeg Jack een prachtig en emotioneel cadeau. Nog nooit had hij zijn tekst op zo’n manier uitgesproken gehoord. De lezeres maakte de tekst een onderdeel van haarzelf en Jack genoot er stilletjes van.

   ‘Ik schrijf een wereld bij elkaar. Helemaal voor mezelf. Het is een plek waar alles is zoals het zou moeten zijn. Waar geluk gewoon geluk is. Waar vriendschap gewoon vriendschap is. Waar leven het minst complexe is dat er bestaat. Eenvoud.

   ‘Ik schrijf een wereld bij elkaar. Daar mag ik dan eventjes wonen. Zolang mijn pen in sierlijke halen over het papier glijdt, is het helemaal van mij. Maar na de laatste punt moet ik het toch weer laten gaan. Daarom stel ik het uit en blijf doorschrijven. Tot de kramp in mijn vingers groter is dan de wens om in mijn wereldje te blijven.

   ‘Ik schrijf een wereld bij elkaar. Die zet ik helemaal naar mijn hand. Dat is een mooi gevoel, want de wereld buiten het gelinieerde papier heb ik nooit helemaal begrepen. Zolang ik schrijf ben ik in leven, daarna kruipt de koude realiteit van de dag weer door mijn bloedvaten. Maar nu is het nog eventjes niet zover.

   ‘Ik schrijf een wereld bij elkaar. Waar ik eigenlijk nooit meer weg zou willen. Het is er niet perfect, maar absoluut mooier dan ik gewend ben. En iedereen mag er komen. Niemand staat aan de zijkant en kijkt ernaar. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd.

   ‘Ik schrijf een wereld bij elkaar. Die ik nu bijna los moet laten. Even nog, ik ben nog niet helemaal klaar. Ik wil nog veel meer maken. Ik maak een droom die ik altijd bij me kan dragen. Waar ik af en toe in knijp om de geur van die vervlogen plaats te kunnen ruiken. Dan herinner ik me een leven dat ik ooit eens heb gehad.

   ‘Ik schrijf een wereld bij elkaar. Ik schrijf een wereld bij elkaar. Ik schrijf een wereld bij elkaar. En ik schrijf tot de laatste. Punt.’

   Na het laatste woord, dat ze met kracht en een klein beetje consumptie uitsprak (precies zoals het hoort, dacht Jack), hield ze stil. Ze bleef kijken naar het papier. Zichtbaar geroerd. Dat emotioneerde Jack weer. Nog meer dan het luisteren naar zijn woorden die door haar het luchtruim in geslingerd werden en zijn trommelvliezen zachtjes hadden doen trillen. De echo was nog hoorbaar. De echo was nog zichtbaar. In de ontroering die uit haar ogen kwam en er een nieuwe blik inlegden. Eentje die Jack nog niet eerder had gezien.
   Ze sloeg het notitieboekje dicht en legde het boven op de stapel. Daarna draaide Lynn zich met de rug naar Jack toe en liep richting de deur. Ze legde haar hand op de deurknop en Jack vroeg zich af of ze erover dacht om zich om te draaien of gewoon weg te gaan. Zonder een woord. Zoals hij ook eens had gedaan. Ze draaide zich niet om. Haar hand draaide langzaam aan de deurknop tot het moment dat er een klik te horen was en een kleine kier zichtbaar werd. Toen sprak ze weer.
   ‘Zondag om half acht staat hier een zwarte auto voor de deur. Daar stap jij in. Tot dan.’
Daarna trok ze de deur verder naar achteren en stapte door de opening. Zonder om te kijken. Toen ze de deur weer zachtjes achter haar sloot, hoorde Jack nog altijd de zoete echo van haar stem. ‘Tot dan.’

Meer informatie is te vinden in het schrijverslog onder het kopje 'Notities bij H 10'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten