vrijdag 9 april 2010

Hoofdstuk 16


   Froot Loops. Meer had Jack niet te bieden als ontbijt. Misschien moest hij nog gauw even naar de supermarkt heen en weer voordat ze wakker werd. Maar hij liet haar liever niet alleen achter in zijn huis. Straks dacht ze nog dat hij er weer stiekem vandoor was gegaan. Dan wist ze in ieder geval wel dat hij een keer terug moest komen.
   Froot Loops. Daar moesten ze het maar mee doen. Een ontbijtje op bed was wel leuk geweest. Ze had immers ook moeite gedaan voor hem gisterenavond. Met broodjes en thee en versgeperste sinaasappelsap was wel leuk geweest. Hij had daar trouwens niet eens een pers voor.
   Froot Loops. Hij pakte twee kommetjes uit het keukenkastje en vulde ze al rechtstreeks uit de doos. De krokante figuurtjes kletterden op het aardewerk. Melk deed hij er nog niet bij. Dan werd het zo soppig als het te lang stond. Daarna pakte hij de waterkoker die hij alvast vulde met water maar ook nog niet aanzette. Dat kon snel genoeg.
   Hij gooide wat water over zijn gezicht om beter wakker te worden en liep daarna naar één van de stapels met boeken waar hij De Goede Dief vanaf pakte die hij laatst nog in de supermarkt had gekocht. Het komische boek dat hij gisteren las, was nog niet uit, maar hij was er niet helemaal meer voor in de stemming. Er sliep een vrouw in zijn huis, in de kamer hiernaast, en dat bracht nu eenmaal een bepaalde spanning met zich mee.
   Daarom had hij die nacht ook weinig geslapen. Starend naar het plafond ging er van alles en niets door hem heen, terwijl hij met regelmaat het lichtknopje van zijn digitale polshorloge indrukte om te controleren of de tijd al een beetje opschoot. De tijd gaat altijd door, zelfs als je er bij stilstaat, maar juist dan gaat het toch wel verrot langzaam. Lynn had trouwens ook niet meteen kunnen slapen, vermoedde hij. Het had in ieder geval nog een tijdje geduurd voordat het licht dat vanuit de kier bij de drempel kwam, gedoofd was. Zij had misschien ook wel wakker gelegen met de vraag hoe ze nu verder moesten na de kaart.
   De kaart. Langzamerhand vervloekte hij het onheilsding. Ze had er lief op gereageerd, maar hij had haar duidelijk ook erg ongemakkelijk gemaakt. Er was iets veranderd in de manier waarop ze met elkaar omgingen. Ze konden doen alsof het niet zo was, maar zo’n boodschap deed nou eenmaal iets met mensen. Of je wilde of niet.
   Jack probeerde zich te concentreren op zijn boek. Hij had geen idee of ze een lange slaper was. Gelukkig had hij middagdienst, dus hij zou haar niet hoeven wekken. Hij sloeg de eerste pagina op en liet zijn ogen over de letters glijden. Na twee zinnen zag hij de slaapkamerdeur heel langzaam open gaan. Twee blauwe kijkers verschenen in de opening en keken met opgetrokken wenkbrauwen de woonkamer in.
   ‘Kom maar verder hoor, ik ben al wakker,’ zei Jack. De deur ging nu iets sneller open en zijn gast liep de kamer binnen. Haar kleren zaten niet helemaal netjes, maar het leek Jack op zich al knap dat ze die met één vrije arm en de ander in een mitella had aangekregen.
   ‘Ja, ik weet het,’ beantwoorde zij zijn blik, ‘het ziet er niet echt netjes uit. Maar ik heb het in ieder geval aangekregen.’
   ‘Ik zeg er toch niks over,’ zei Jack en hij liep naar haar toe en trok wat kreukels van haar bovenkleding recht. Hij liep achter haar langs en plukte voorzichtig de stof van haar schouders tussen zijn vingers, waarna hij deze iets omhoog trok, zodat de naden op de juiste plek vielen.
   Ze draaide zich om en glimlachte naar hem als bedankje. Haar ogen waren slechts centimeters van de zijne verwijderd. Hij keek snel weg en liep richting de keuken, terwijl hij tegen haar sprak. ‘Ik ben geen grote eter bij het ontbijt, dus ik heb eigenlijk alleen maar Froot Loops in de aanbieding.’
   ‘Lekker,’ zei ze. Jack kon horen dat ze het meende. Deze vrouw hield van Froot Loops, dat hadden ze dan in ieder geval met elkaar gemeen. Een nieuwe vriendschap is geboren, dacht Jack met licht sarcasme, terwijl hij de melk in de klaargezette kommetjes goot. Toen hij terugliep, zat ze al op de bank en hield haar hand uitgestrekt om het kommetje aan te nemen.
   ‘Nu heb je alleen geen hand meer over om mee te eten,’ zei Jack. Ze keek naar het schaaltje en naar haar mitella met een puzzelachtige blik. Zo van: hoe ga ik dit oplossen? ‘Kom,’ zei hij en hij zette zijn schaaltje op de rand van de tafel en schoof zijn lichaam daar heel dicht onder. Zijn hoofd hield hij vlak boven zijn ontbijt en met één hand werkte hij dit met behulp van een lepel naar binnen. Het zag er komisch uit. Als een klein kind dat dicht bij tafel zit om niet te kunnen knoeien. Lynn zette haar schaaltje op een soortgelijke wijze neer en ging naast hem zitten. Naast elkaar zaten ze hun ontbijt te nuttigen. Lynn slurpte per ongeluk. Ze lachte. Even later volgde Jack haar voorbeeld. Ze lachten allebei. Toen ze allebei klaar waren met eten, keek hij haar aan en zag een druppel melk over haar kin lopen. Met zijn duim veegde hij de druppel weg en stak die daarna in zijn mond.
   Terwijl hij naar de keuken liep om de kommetjes in de gootsteen te zetten en de waterkoker aan te zetten voor de thee, hoorde hij haar zeggen: ‘We moeten nog even praten.’
   ‘Hoezo moet dat? We kunnen ook gewoon niet praten. We kunnen het ook gewoon laten zijn wat het is en er verder niet over nadenken. Er hoeft niets te veranderen.’ Hij zei het, maar hij geloofde het zelf niet. Het kwam eruit alsof zijn stembanden tijdelijk waren overgenomen en er een bandopname over werd afgespeeld van heel iemand anders. Eigenlijk wilde hij al gelijk zijn woorden intrekken, maar ze was hem voor en gaf hem gelijk.
   ‘Je hebt gelijk,’ zei ze en er klonk een zweem van opluchting door in haar stem. ‘Natuurlijk hoeft er niets te veranderen. We kunnen gewoon gezellig blijven praten. Af en toe iets leuks gaan doen. Als je dat wilt tenminste. Als het niet te moeilijk voor je is.’
   ‘Natuurlijk niet. Waarom zou het moeilijk zijn? Het is toch gezellig? Echt, nog bedankt voor gisteravond; ik vond het echt supergezellig.’ Hij was bang dat hij misschien overdreven opgewekt klonk, maar ze leek niets door te hebben. Maar voor de zekerheid hield hij toch zijn mond, voordat hij zichzelf zou verraden.
   ‘Ik had natuurlijk nog iets goed te maken. Mijn vader… nou ja, hij kan wel eens wat overdreven reageren. En dan oogt hij niet al te vriendelijk. Hij bedoelt het niet verkeerd, het is alleen…’
   ‘Het is alleen dat hij zich zorgen maakt om zijn meisje en haar wil beschermen. Als ik jou vader was, zou ik precies hetzelfde doen.’ Het besef dat hij oud genoeg was om haar vader te zijn, drong gelijk tot hem door en wederom besloot hij verder zijn mond te houden.
   ‘Nou,’ zei Lynn, ‘dat is natuurlijk nog geen excuus voor zijn gedrag. De manier waarop hij je te kakken zette vond ik zwaar onterecht. Ik heb hem gisteren nog gebeld, voordat ik hierheen kwam, en hem nogmaals duidelijk gemaakt wat ik er van vind.’
   ‘En wat zei hij daarop?’ Jack hief één wenkbrauw demonstratief in de lucht. Hij wist al wat haar vader had gezegd en hij moest de man nog gelijk geven ook. Ze antwoordde niet, maar was duidelijk aan het nadenken over de juiste woorden die ze moest kiezen.
   Dus Jack maakte het af: ‘Hij zei dat we uit twee verschillende milieus komen en dat er een groot leeftijdsverschil is. Dat er een niveauverschil is. Dat er verschil in levensopvattingen is. Dat er een verschil in levensstijl is. En natuurlijk dat we daarom helemaal niet met elkaar om horen te gaan. En dat jij iets aan jezelf probeert te bewijzen. En dat het ook niet goed is voor mij, omdat het verwachtingen schept. Maar bovenal zei hij… dat jij veel te bijzonder bent om met iemand zoals mij om te gaan. Weet je, hij heeft gelijk.’
   ‘Wat zeg je?’ Ze was oprecht boos. Als ze van iemand meestand had verwacht dan was het wel van Jack. Want ze geloofde niet in te grote verschillen. Verschillen maakten mensen interessant. Datgene wat anders is aan de ander, daar ligt de uitdaging en het plezier. Er moeten wel overeenkomsten zijn en wat haar betreft, waren die er ook. Want voor haar was dat niveauverschil helemaal niet aanwezig. Ze zag een slimme man, die hooguit wat verkeerde keuzes in zijn leven had gemaakt. Hij had meer kunnen bereiken, maar de omstandigheden hadden dat gewoon niet toegestaan. Ze zou nog bozer worden. Bijvoorbeeld toen ze Jack verder hoorde praten.
   ‘Wij zijn twee totaal verschillende mensen die eigenlijk niet bij elkaar horen te zijn. Het is gebeurt, maar de vraag is of het goed is. Of het echt wel hoort.’ Hij liep naar een stapel boeken en trok ergens uit het midden een grote hardcover. ‘Dit ben jij,’ zei Jack en om zijn woorden kracht bij te zetten, streek hij voorzichtig over de voorzijde van het boek. ‘Je bent een prachtige roman, met een bijzonder verhaal dat heel veel mensen raakt. Je hebt een mooie stofomslag met een beeldschone illustratie en een delicaat geweven rood leeslintje. De pagina’s voelen als fluweel en zijn gevuld met een sierlijk lettertype. Al dat uiterlijk vertoon staat nog in schril contrast met de werkelijke schoonheid van je verhaal. Van je innerlijk.’
   Ze keek naar hem en naar de manier waarop hij het boek in zijn handen behandelde. Ze was geroerd door de prachtige manier waarop hij haar beschreven had. De boosheid was verdwenen, maar niet voor lang. Jack liep naar de slaapkamer. Ze hoorde hem rommelen in een laatje en toen hij terugkwam had hij een wit papierbundeltje in zijn handen. ‘Dit ben ik,’ zei hij, terwijl hij met een boogje het geniete boekje door de lucht gooide. Het landde op haar bovenbenen. En ze keek ernaar. ‘Ik ben een gebruiksaanwijzing van een wekkerradio. Afgedrukt op iets dat verdacht veel lijkt op pleepapier, met een functioneel maar onaantrekkelijk lettertype. Je kunt niet te hard over mijn pagina’s strijken, want de inkt geeft af. Er zitten ezelsoren aan en op pagina 6 zit een vlek van de aardbeiensap die de gebruiker van deze instructie dronk terwijl hij het apparaat aan het instellen was. Ik ben functioneel. Ik moet er zijn. Maar als ik mijn taak heb volbracht dan verdwijn ik in een la onder de map met verzekeringspolissen. Want een prachtige roman en een gebruiksaanwijzing staan nu eenmaal niet naast elkaar in de boekenkast.’
   Terwijl hij praatte, werd ze steeds laaiender en toen hij klaar was, kwam dat er in alle hevigheid uit. ‘Doe verdomme normaal zeg. Waarom zou jij jezelf zo naar beneden halen? En dan nog, wie zegt dat een roman en een gebruiksaanwijzing niet naast elkaar kunnen staan in de boekenkast? Dat kan, als je ze gewoon naast elkaar durft te zetten. Dat bepalen wij. Wij. Niemand anders. Echt, ik kan daar zo kwaad om worden. Als ik twee armen vrij had, dan zou ik ze gebruiken om jou eens even goed door elkaar te schudden.’
   ‘Doe maar niet,’ zei Jack, ‘een gebruiksaanwijzing scheurt makkelijk.’ Hij zette een brede lach op zijn gezicht om te proberen haar kwade blik te laten verdampen. Het duurde even, maar het lukte.
   ‘Jij bent echt gek,’ zei ze.
   ‘Het is niet de eerste keer dat ik die typering van mijn persoontje hoor. Wil je dat boek lenen trouwens? Want ik meen het, het ziet er niet alleen heel mooi uit, maar het is ook nog eens een prachtig verhaal!’
   ‘Aangezien ik momenteel tijd genoeg heb, sla ik dat niet af.’
   ‘Ja en je hebt zelf al zo weinig boeken, heb ik laatst gezien.’
   ‘Ik weet het. Je blijft die dingen kopen, terwijl er nog genoeg in de kast staan die je helemaal nog niet gelezen hebt. Maar dan zie je weer iets nieuws en dan denk je: dat wil ik toch gewoon hebben.’
   ‘Dat ken ik,’ zei Jack, ‘sommige van de stapels zijn sinds hun “creatie” nooit meer aangeraakt.’

   Zo ging het gesprek vanzelf weer over boeken en was de helse discussie over de betekenis van de kaart afgewend. Ze bleven een tijd lang doorpraten, onder het genot van meerdere koppen thee, totdat Jack er een einde aan moest breien. Hij moest weer naar zijn werk. Dat vond hij jammer. Als het aan hem had gelegen, hadden ze de hele middag door kunnen praten. En de avond ook en daarna de hele nacht door. Maar hij kende zijn verplichtingen, dus hij hielp zijn gaste in haar jas en bracht haar naar de voordeur.
   ‘Kan ik je bellen?’ vroeg ze.
   ‘Ik heb geen telefoon.’
   ‘Geen computer. Geen telefoon. Ik begin bijna te denken dat die wekkerradio het enige apparaat is in huis.’
   ‘Nee hoor, ik heb ook nog een magnetron. Maar dat is het dan wel.’
   ‘Allemachtig. Ik zou echt niet zonder mijn laptop kunnen. Ik moet er niet aan denken om meer dan vijf meter van mijn mobieltje verwijderd te zijn. Hoe kun je zo leven?’
   ‘Daar ga je weer… met je veronderstelling dat ik een leven heb.’
   Ze maakte aanstalten om een nieuwe discussie te beginnen, maar Jack brak die poging ruw af. ‘Luister, ik heb echt geen tijd meer. Ik moet zo gaan. Ik kom zondag wel even langs. Na het park. Ik heb geen middagdienst; alleen een nachttour. Dus dan praten we wel verder. Goed?’
   Ze knikte en gaf hem snel een zoen op zijn wang. Jack schrok van het lichamelijke contact dat hij al zoveel jaar niet meer gevoeld had, zelfs al was deze van een heel onschuldig soort.
   ‘Tot zondag,’ zei ze en daarna liep ze weg. Jack deed de deur dicht en liet zich met zijn rug ertegenaan vallen. Hij zakte naar de grond en bleef zo enkele minuten voor zich uitstaren tot hij weer bij zijn positieven kwam en haast moest maken om op tijd op zijn werk te verschijnen.

Lees in het schrijversblog ter woordelijke ondersteuning:
* Notities bij H 14 & 16
* Hoe Gerben soms wel heel erg een soort van klein beetje op Jack lijkt, zeg maar (en vice versa)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten