zondag 4 april 2010

Hoofdstuk 12


   ‘Waarom heb jij je haar geknipt?’ Het was de eerste vraag die Lynn stelde toen Jack naast haar plaatsnam in de zwarte auto. Het was gelukkig geen limousine, wat Jack even vreesde, maar het was wel een luxe wagen en ze werden gereden door een chauffeur. Dat was logisch. Lynn kon moeilijk rijden met haar arm in een mitella.
   ‘Oh, iemand zei me dat ik niet eens zo vreemd ben, op mijn staart na dan. Dus toen dacht ik: laat ik die er maar afhalen.’ Jack zei het zo nonchalant mogelijk, maar hij wist ook wel dat het een beetje vreemd klonk.
   ‘Dat snap ik niet helemaal,’ was de logische reactie.
   ‘Laat maar,’ zei Jack, ‘het werd gewoon tijd.’
   Er viel een stilte. Hij keek uit het raam naar buiten. De wereld was een beetje donker door de tint van het glas. Nog even en ze zouden New York verlaten. Voor het eerst in al die tijd. Hij was zenuwachtig en niet alleen omdat hij de stad en de staat ging verlaten. Ook voor de confrontatie met die man. Die zou willen weten wat hij daar deed in het ziekenhuis. Met zijn hand op de hare. Maar daar had hij geen sluitende verklaring voor. Hij wist niet wat hij moest zeggen.
   ‘Nog één ding over vanavond,’ zei Lynn.
   ‘Ja?’
   ‘Ik wist het niet, maar mijn vader heeft voor vanavond al een informeel samenzijn met vrienden georganiseerd. Hij heeft ons uitgenodigd. Ik hoop niet dat je het erg vindt.’
   ‘Wat?’ Jack kreeg het benauwd. Er zouden allemaal mensen zijn die hij niet kende. Dit ging een ramp worden. Wat moest hij nu doen? Stoppen. De auto moest stoppen.
   ‘Ik weet dat ik je er nogal mee overval,’ zei Lynn. ‘Ik hoorde het ook pas gisteren. Maar het is geen probleem. Ik introduceer je wel.’
   ‘Stop de auto!’
   ‘Jack, doe rustig.’
   ‘Stop de auto zeg ik !’
   ‘Het is niet erg. Ik ken die mensen ze bijten niet.’
   ‘Kan me niet schelen. Stop de auto!’
   ‘Dat kan niet, we zitten op de snelweg. Het is ook niet nodig. We gaan gewoon naar mijn vader, drinken er een drankje, praten een beetje en dan gaan we weer weg.’
   ‘Dat is misschien normaal voor jou, maar ik doe dat soort dingen niet.’
   ‘Hoe bedoel je? Ga je nooit eens wat drinken met vrienden?’
   ‘Welke vrienden?’
   ‘Je hebt toch wel vrienden?’
   Het was weer even stil. Ze keken elkaar aan. Lynn wachtte op een reactie. Jack wist dat in het normale leven, mensen vrienden hadden. Die hoorden erbij. Als het meubilair waarmee je een kamer inricht. De kamer van je leven.
   ‘Ik ga je een verhaaltje vertellen,’ zei Jack. ‘Het gaat over een man die nooit kreeg waar hij van droomde en die droom dus heeft opgegeven. In de wereld om hem heen kregen mensen dat wel en sommigen zelfs met het grootste gemak.
   ‘Ik heb vriendinnen gehad. Nooit vrienden. Ik heb nou eenmaal niets met mannen. Ze zitten op een andere golflengte waar ik niet mee kan communiceren. Dus vriendschap was er altijd alleen met vrouwen. Het waren goede vriendschappen. We konden van elkaar op aan en deden leuke dingen samen. Maar het moment dat een vriendin ook een ander soort vriend krijgt, is uiteindelijk onvermijdelijk. En vanaf dat moment sta je er toch een beetje bij en kijk je ernaar. Zeker als blijkt dat niemand echt op die manier geïnteresseerd is in jou. Dan zie je de levens van je vriendinnen in een stroomversnelling raken, terwijl je zelf stilstaat. En je wilt mee op die golf, maar dat gaat niet. Je ziet hoe liefdes zich ontwikkelen en hoe je dat zelf mist en dan raak je teleurgesteld in het leven en verbitterd en dat is nooit een mooie emotie. Wel een oprechte, maar nooit echt mooi.
   ‘Gaandeweg raakte ik de aansluiting kwijt. Mijn vriendinnen richtten zich op de liefde en hoewel er altijd wel plaats voor mij was, voelde ik mezelf gewoon niet thuis in die situatie. Ik bleef over en het zag er niet naar uit dat daar verandering in zou komen. Daar kun je voor vechten, geloof me dat heb ik ook gedaan, maar op een gegeven moment wordt het een beetje hopeloos.
   ‘Ik heb mijn vriendinnen niet bewust afgestoten. Ik heb me verwijderd en op een bepaald moment was ik zo ver bij ze vandaan dat ze uit mijn leven verdwenen waren. Het ging heel geleidelijk. De ruimte die ik voor hen had, werd ingevuld door werk en zo ben ik gekomen waar ik nu ben. Dat werken, eten en slapen dat in het verhaal staat dat je gelezen hebt.’
   De hele tijd dat Jack aan het vertellen was, keek Lynn naar haar handen. Ze wist gewoon even niet waar ze haar ogen moest richten bij zo’n ontboezeming. Er was voor haar maar één conclusie mogelijk. ‘Maar Jack, dat is toch geen leven?’
   ‘Heb ik gezegd dat ik een leven heb dan? Leven is voor mensen die zich die luxe kunnen permitteren. Dat wil niet zeggen dat ze er niet hard voor werken en het niet verdienen. Dat wil alleen maar zeggen dat niet iedereen krijgt wat hij of zij verdient. Dat besef doet alleen pijn als je dat toestaat. Als een leven er niet in zit, dan ga je gewoon door met ‘the next best thing’, namelijk: er zijn.’
   ‘Sorry dat ik het zeg… maar dat is dus gewoon ruk.’
   ‘Precies! Ik kan er heel stoer over doen, maar dat is wat het is. Maakt het besef dat het ruk is, het er beter op?’
   ‘Natuurlijk niet.’ Er klonk een emotionele snik door in Lynn’s stem. ‘Maar daarom moet je niet stoppen met vechten!’
   Jack keek weer uit het raam en liet de woordenstroom tussen hen beiden even bezinken. Ze had gelijk natuurlijk. Hij hoorde nog gewoon te vechten. Zelfs tegen beter weten in. Zelfs op zijn leeftijd. Maar niet vechten was zoveel makkelijker. Het comfort van alleen maar zijn, was veel aanlokkelijker dan het risico om opnieuw de vernieling in te gaan.
   Ze zaten nog geruime tijd naast elkaar in de auto, maar er werd geen woord meer gezegd. De stilte verhoogde de luchtdruk op de achterbank, totdat vanaf de voorstoel door de chauffeur werd aangekondigd dat ze er bijna waren.
   In het schemerlicht reed de auto een geasfalteerde oprijlaan op naar het grote huis aan het einde daarvan. Hij zag alleen de voorpui, maar Jack vermoedde dat het woonoppervlak zo’n beetje gelijk zou zijn aan het hele gebouw waar hij woonde. Zijn woning stond hier waarschijnlijk gelijk aan een kledingkast. Er stonden meer luxe wagens op de parkeerplaatsen voor het huis. Een stuk of zes, dus het kon er wel eens druk zijn.
Zodra de auto tot stilstand kwam, stapte Lynn uit. Jack bleef nog even zitten, ademde diep in en uit en duwde toen ook zijn portier open. Over het dak heen vingen ze elkaars blik. ‘Het wordt heus gezellig,’ zei Lynn. ‘Vertrouw me nou maar.’
   Hij had er niet zo’n vertrouwen in dat het gezellig zou worden. Het voelde meer als een opgave. Een test of zo. Ze liepen samen naar de sierlijk bewerkte deur, waar Lynn op de goudbeslagen deurbel drukte. Het duurde niet lang dat de deur geopend werd.
  
   ‘Lieverd,’ klonk de man die opendeed opgewekt. Dezelfde man die Jack voorheen nog als nors en agressief ervaren had. Misschien was het toch zo gek nog niet om deze persoon op een andere manier te leren kennen. Even echt kennis te maken om het allemaal iets normaler te laten zijn.
   ‘Hoi Pa,’ zei Lynn, ‘mag ik je even voorstellen. Dit is Jack. Jack, dit is William Ryder.’
   Ze gaven elkaar een hand en William legde zijn andere hand even op Jack’s schouder, zoals hij wel eens een president had zien doen, toen die nog geen president was en campagne voerde in de stad. ‘Kom binnen en alsjeblieft… noem me maar Bill,’ zei hij, terwijl hij zijn hand weer terugtrok.
   Ze liepen een chique hal in met een brede trap die in een sierlijke draai naar de volgende verdieping krulde. Bill pakte de jassen van Jack en Lynn aan en hing ze op in de open garderobekast aan de zijkant.
   ‘Kom verder,’ zei hij, terwijl hij zijn gasten naar het aangrenzende vertrek leidde dat als woonkamer dienst deed. Een grote schouw complementeerde het klassieke uiterlijk van enigszins opzichtige rijkdom. De kamer werd bevolkt door ongeveer twaalf mensen, waarvan de meesten tot het mannelijke geslacht behoorde. De soort waar Jack nooit zo goed mee overweg kon. ‘Allemaal,’ zei Bill, ‘jullie kennen mijn dochter uiteraard en ze heeft een gast meegenomen. Dit is Jack…’ Het laatste zinnetje ging iets in toon omhoog om de gast in kwestie aan te sporen ook zijn achternaam te noemen.
   ‘Gewoon Jack,’ zei Jack, die een achternaam niet zo belangrijk vond aangezien het toch de eerste en de laatste keer zou zijn dat hij deze mensen zou zien.
   ‘Nou Gewoon Jack,’ zei Bill, ‘ik zal je even aan iedereen afzonderlijk voorstellen.’ Ze gingen de kring rond en hij hoorde namen en functies die hij direct weer vergat omdat hij gewoon geen zin had om ze te onthouden en ook niet erg onder de indruk was. De kamer was gevuld met een hoop lucht, zo constateerde hij al snel, en een deel van die lucht werd omgezet in sigarenrook en de walm van whisky. De mensen praten met zuivere stemmen, zoals je die op de straat in New York zelden hoorde. Alleen wanneer Jack een bustour deed als onderdeel van een bedrijfsuitje voor zakenmensen, hoorde hij meer stemmen op die manier. Jack’s accent was het eerste wat hem anders maakte dan de rest. Nee, eigenlijk waren het vooral zijn kleren die hem anders maakten, want voor een informeel samenzijn, zag het er toch best formeel uit. Geen smokings of zo, maar wel stropdassen en elegante jurken, die laatste gecomplementeerd met de nodige hoeveelheid sierraden.
   Lynn volgde haar introducé op de voet om hem waar nodig moreel te ondersteunen. De toon die haar vader bij de laatste twee zinnen had aangeslagen, beviel haar niet helemaal en ze wilde voorkomen dat hij nog feller zou worden. Want hij kon soms fel zijn. Bezorgd om zijn dochter natuurlijk, maar niet altijd op een eerlijke manier. Dus ze hield niet alleen Jack in de gaten, maar toch vooral ook haar vader. En dat was nodig, want Bill vroeg gelijk aan Jack wat hij voor de kost deed. Terwijl hij dat allang van Lynn gehoord had. Dus moest Jack, in het bijzijn van advocaten en zakenmannen vertellen dat hij rondritten op een toerbus van toeristisch commentaar voorzag. Waarop de vader op overdreven toon te kennen gaf hoe interessant dat allemaal wel niet was. Uit het zichtveld van Jack gaf hij zijn vrienden een knipoog en vroeg gelijk daarna wat voor studie je daarvoor gedaan moest hebben. Jack gaf toe dat een studie niet nodig was, waarop Bill op dezelfde overdreven toon riep: ‘Werkelijk?’
   Lynn besloot Jack, die een beetje begon dicht te slaan onder de ongewenste aandacht, een helpende hand te bieden. ‘Nou Jack, dat is niet helemaal waar hè? Je doet immers speciale tours toch?’ Ze keek de kring rond en vroeg met luide stem: ‘Wie van jullie hier spreekt vloeiend Japans?’
   Het was even stil, want dat was dan toch wel weer bijzonder voor zo’n laaggeschoold persoontje met zo’n middelmatige baan. ‘Wat kan ik je te drinken inschenken?’ vroeg Bill uiteindelijk. Jack lustte wel een biertje. ‘Natuurlijk, een biertje!’ zei Bill, die het inschenken niet zelf deed, maar daarvoor bediening had geregeld.
   De rest van de avond werd Jack grotendeels met rust gelaten. De gasten praatten met elkaar en lieten Jack links liggen. Alleen Lynn, die helaas ook niet onder enkele andere verplichte gesprekjes uitkwam, zocht hem regelmatig op en vroeg hem of hij het nog naar zijn zin had. Wat moest hij anders zeggen dan een kleine simpele ‘ja hoor.’ Hij voelde zich een beetje verloren, maar dat was nog altijd beter dan aandacht. Daar zou hij gauw achterkomen, toen Bill zijn slachtoffer aan een nieuw vragenvuur onderwierp. Waar woonde hij? Kreeg hij nog een beetje aan fooien? Moest hij eens informeren of hij Jack een echte baan kon bezorgen als tolk bij de Verenigde Naties? Hoe vaak was hij in Japan geweest?
   En uiteindelijk kwam de vraag hoe Jack zijn dochter eigenlijk had leren kennen. En zonder eerst een antwoord af te wachten: Wat deed hij bij het ziekenhuisbed van zijn dochter? En wat wilde hij precies van haar? Vond hij zelf ook niet dat hij niet echt bij de juiste sociale klasse behoorde voor een behoorlijke omgang? Was hij niet een beetje te oud om met jonge dames op stap te gaan?
   De vragen bleven komen en Jack kon alleen nog maar stamelen tot hij uiteindelijk helemaal dichtsloeg en, hevig geëmotioneerd, naar de garderobekast liep, zijn jas pakte en de deur achter zich dichtsloeg. Hij liep het pad af en de weg langs. Het zou te ver zijn om terug te lopen naar New York. Veel te ver. Maar nu wilde hij alleen maar weg bij dit huis en bij deze mensen. Had Bill niet gewoon gelijk? Was hij niet een minderwaardig persoon ten opzichte van deze doorgeleerde en succesvolle mensen? Zijn plaats was tenslotte in de marge van het bestaan.
  
   Hoe lang hij precies gelopen had, wist Jack niet, maar op een bepaald moment kwam een zwarte auto langszij rijden. Het achterste raampje ging met een elektronisch geluid open en Lynn stak haar hoofd door de opening.
   ‘Jack, het spijt me. Ik wist ook niet dat het zo uit de hand zou lopen. Ik heb hem verrot gescholden. Dit is echt niet OK.’
   ‘Ik zei het toch. Maar nee, je moest zo nodig.’
   ‘Stap in Jack. Je kunt niet de hele weg teruglopen.’
   Dat wist hij en daarom stapte hij in. De hele weg praatte ze tegen hem en maakte haar excuses en probeerde soms het gedrag van haar vader een beetje te verdedigen. Om er daarna gelijk aan toe te voegen dat het natuurlijk absoluut niet kon wat hij gedaan had. Ze vertelde haar familiegeschiedenis. Dat haar opa een succesvol zakenman was geweest en dat haar vader dus niet wist hoe het was om ‘niet rijk’ te zijn. Dat hij misschien wel een groot advocatenkantoor uit de grond had gestampt, maar dat een goed huwelijk er absoluut niet in zat. Haar moeder woonde in Florida en belde één keer per maand met Lynn. Haar vader had niet bepaald de leukste vrouw ter wereld uitgekozen om een kind bij te verwekken. Ze hield van haar vader, maar had ook best wel veel moeite met hem, waardoor ze al op jonge leeftijd had besloten om naar New York te verhuizen. Maar ze had uiteindelijk toch gekozen voor een baan bij zijn firma, want ze was immers de enige erfgename voor het bedrijf. Want zijn zakenpartner was homoseksueel, wat niemand officieel wist, maar wat je zo ook wel kon zien. Je moest wel stront in je ogen hebben om dat te missen.
   Zij praatte en hij luisterde, maar hij zei geen woord. Onder zijn borstbeen groeide een drukkende pijn die alsmaar sterker werd en in golven werd afgevuurd. Alsof zijn hart tegen zijn borstbeen aanstootte zoals een man repeterend zijn hoofd tegen een muur sloeg, onderwijl roepend: ‘stom, stom, stom’. Want hoe kon hij zo stom zijn om te denken dat er een plaats voor hem was in het leven. Dat het toegestaan was om uit zijn ritme te breken en daar dan echt iets anders dan teleurstelling voor terug te krijgen. Uit zijn luchtpijp kwam een brandend gevoel naar boven bij elke ademhaling. In en uit. De rest van zijn lichaam werd koud en hij liet zijn kin op zijn borst zakken, ten teken dat het hem allemaal even niets kon schelen. Lynn praatte door en hij luisterde nog steeds, maar de helft ervan ging ongemerkt toch langs hem heen. Flarden van zinnen borrelden in zijn gehoor, terwijl vanuit zijn ooghoek de wereld voorbij raasde.
   Na lange tijd, te lange tijd, stopte de wagen uiteindelijk voor zijn appartement. Lynn deed nog een laatste poging om hem te bereiken: ‘Jack, zeg alsjeblieft iets.’
   Haar wens was zijn bevel, maar de woorden zouden haar niet bevallen. ‘Laat me met rust,’ zei hij bijna ongeëmotioneerd, terwijl hij de portier opende en zonder verder nog om te kijken het gebouw in liep.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten