zondag 28 maart 2010

Hoofdstuk 8

  
   De dinsdag was net als de maandag. De woensdag was net als de dinsdag. De donderdag was net als de woensdag. Eenheidsworst. Werken, eten en slapen. Dat was het wel zo’n beetje. Langzaam kreeg Jack het voor elkaar om zich los te weken van de vrouw die de afgelopen weken zijn gedachten gedomineerd had. Dat wilde niet zeggen dat hij niet nog steeds heel vaak aan haar dacht en dat hij niets meer om haar gaf. Sterker nog, diep van binnen was zijn liefde voor haar helemaal niet verminderd. Maar hij had er een schil omheen gelegd. Iets dat het gevoel dempte en hem instaat stelde weer een ritme terug te vinden. Werken, eten en slapen. Het was alles wat Jack op het moment mocht verwachten en al was de schil broos en piepte er af en toe nog een beetje vocht uit een scheurtje, toch had Jack nu redelijk wat rust.
   Die rust beloonde hij met het hard aanzetten van zijn wekkerradio, het enige apparaat in het huis dat in de categorie ‘entertainment’ viel en eigenlijk alleen voor het praktische wekken was bedoeld. Er kwam een redelijk geluid uit en als het de volumeknop aan de zijkant ver opendraaide dan kon hij het prima horen, terwijl hij in de woonkamer aan het afstoffen en opruimen was.
Time Is On My Side zongen de Stones dus en Jack zong ongegeneerd mee. Dat de buren hem zouden horen, interesseerde hem even niet. Hij zong, hard en af en toe een beetje vals, en werkte door om enige orde en netheid in de chaos van zijn appartementje aan te brengen.

   Voor de deur van een appartement in een niet al te beste wijk in New York stond een vrouw die zachtjes op de deur klopte. Er was geen bel en je kon het gebouw door zonder dat je echt binnengelaten hoefde te worden. Dus ze was de trappen opgelopen en naar de juiste verdieping toegegaan. Ze liep over de gang en bestudeerde de deuren waar met slordige witte verfstrepen de nummers op aangebracht waren, tot ze bij het nummer kwam dat ze had opgekregen. Daar had ze zachtjes op de deur geklopt.
   Er werd niet opengedaan. Ze moest waarschijnlijk wat harder kloppen, want vanachter de deur kon ze duidelijk het lawaai van muziek horen. Er was dus iemand thuis, maar die had haar niet gehoord. Ze balde haar enige vrije hand tot een vuist en sloeg er hard mee op de uitgelopen witte becijfering voor haar neus.

   Jack liep naar de kast, vlakbij de voordeur om daar de oude maar nog altijd goedwerkende stofzuiger uit te pakken. De vloer was nu grotendeels vrij van boeken en oude pizzadozen, waardoor de laatste fase van de schoonmaak wat hem betreft kon beginnen. Het gemotoriseerde gedeelte. Hij stond op het punt om de kastdeur open te trekken, toen hij schrok van harde klappen tegen de voordeur waar hij vlakbij stond.
   Het klonk als de slagen van een ongeduldige deurwaarder, die Jack helaas wel een paar keer in zijn leven had mogen verwelkomen. Maar alle rekeningen waren betaald, voor zover hij wist, dus dat kon het toch niet zijn. Misschien iemand die spullen aan de deur verkocht?
   De meeste buren van Jack hadden spionnetjes in hun voordeuren gezet. De kijkgaatjes waren praktisch om te kijken naar eventuele ongenode gasten voor de deur die in deze buurt wellicht niet veel goeds in de zin hadden. Jack had zo’n spionnetje niet. Hij was nog altijd van plan om er eentje te maken, maar het was er gewoon nooit van gekomen. Daarom twijfelde hij even of hij de deur open zou doen, maar uiteindelijk besloot hij dat het toch maar moest gebeuren. Hij opende de deur met een ferme ruk om zelfverzekerdheid uit te stralen en keek recht in twee helderblauwe ogen die hij op die plek en op die tijd nooit verwacht had. Zijn knieën knikten lichtjes, maar hij hervond zichzelf nog net op tijd om te blijven staan. Even wist hij niet wat hij moest zeggen.

   Met een flinke vaart werd de voordeur naar binnengetrokken, waardoor Lynn in een ogenblik tegenover de bewoner van dit appartement stond. Hij had keurig geknipt kort haar, dat nonchalant in pieken op zijn hoofd stond, en was gladgeschoren. Ze herkende hem, maar moest wennen aan de verandering die ze totaal niet had verwacht. Even wist ze niet wat ze moest zeggen.

   Alsof hij, staande in de deuropening, in warm badwater gewikkeld werd. Zo voelde het terwijl hij keek naar de jonge vrouw met de betoverende ogen en de wat verbaasde uitdrukking op haar gezicht. Dat verbaasde Jack weer, die aannam dat ze geweten moest hebben bij wie ze aanklopte. Maar hoe?
   ‘Wat doe jij hier?’ zei hij tegen de vrouw die haar rechterarm in een mitella gewikkeld had. Eigenlijk kwam het eruit alsof elk woord zijn eigen zin was: Wat. Doe. Jij. Hier.

   ‘Wat. Doe. Jij. Hier?’ hoorde ze de man zeggen, waarvan ze na een enkel moment had besloten dat dit toch echt Jack was. Het klonk niet erg vriendelijk, maar ze kon zich wel voorstellen dat hij geschrokken was dat zij hier, op een donderdagavond, zo maar ineens voor zijn deur stond. Ze beantwoordde de vraag niet, maar stelde er zelf één: ‘Ga je me niet vragen om binnen te komen?’ Het kwam er zelfverzekerd uit, maar ze was best een beetje gespannen. Zo goed kenden ze elkaar eigenlijk niet en ze had dus ook geen idee hoe hij op deze actie van haar zou reageren.

   Zonder een woord te zeggen, deed Jack een paar stappen achteruit en ging tegen de muur staan om de vrouw door de voordeur naar binnen te kunnen laten. Terwijl ze langsliep rook hij de zoete zweem van haar parfum en haalde eventjes iets dieper adem door zijn neus om die vast te houden. Ze liep door en was al met twee passen in de woonkamer/keuken beland, waar ze aandachtig rondkeek. ‘Zeg maar… goh, wat woon je hier leuk,’ zei Jack op laconieke toon, wetende dat dit niet een plek was waar zij normaalgesproken zou komen.
   ‘Nou, om eerlijk te zijn, vind ik het nogal bagger.’ Ze had rondgekeken met verwondering. Hoe konden mensen zo leven? Het kleine keukenblok, waar je net een tosti op kon klaarmaken, en de krappe woonkamer, met maar liefst één kleine bank en een kuipstoeltje, wekten een armtierigheid op die alleen maar werd gecompenseerd door de grote hoeveelheid boeken die verspreid over de kamer in stapeltjes op de grond stonden. Er was nauwelijks ruimte voor een boekenkast, maar Lynn had het idee dat hij daar toch geen geld aan uit zou geven. Ze liep naar het raam en keek de straat op, waar het met het vallen van de avond al wat schemerig begon te worden. Het uitzicht was niet bepaald iets wat je op een ansichtkaart zou vastleggen om naar vrienden en familie te sturen. Gewoon een straat en recht tegenover een zelfde soort gebouw als die waar zij zich nu in bevond. Op ooghoogte zag ze aan de overkant een oude vrouw in een stoel bij het raam zitten, die naar beneden gluurde om een schouwspel te bekijken van twee ruziënde mensen. Lynn kon ze wel horen, maar niet zien, omdat ze zich te dicht onder haar bevonden.
   ‘Dat is in ieder geval eerlijk,’ zei Jack, ‘maar dat wist je natuurlijk al toen je achter mijn adres kwam. Waar heb je die trouwens vandaan?’
   ‘Ehh, ja,’ zei Lynn terwijl ze zich omdraaide met iets van schaamte in haar blik, ‘ik heb iemand ingehuurd.’
   ‘Hoe bedoel je: ingehuurd.’
   ‘Nou, ik heb je zeg maar … zo’n beetje … laten volgen. Afgelopen zondag, vanuit het park.’ ‘Je hebt wat?’
   ‘Ja sorry. Maar ik hoorde dat je in het ziekenhuis was geweest en dat je aan mijn bed hebt gezeten en toen… nou ja… ik weet niet… Ik dacht dat ik je misschien niet meer zou zien en ik wilde je bedanken.’
   ‘Bedanken?’
   ‘Ja, voor dat je er was.’
   Jack zei even niets. Wat moest hij daarop zeggen? Hij moest toch al even rustig nadenken, want dit was waarschijnlijk het langste gesprek dat ze tot nu toe gehad hadden. In zijn eigen omgeving ging het hem iets makkelijker af om te praten, hoewel hij zich enigszins schaamde voor de staat van deze plek. Maar daar viel niets meer aan te veranderen. Net als aan het feit dat hij was wie hij was en dat hij had gedaan wat hij had gedaan. De eerste indruk was allang gemaakt, weken geleden, en hij wist dat die niet al te best kon zijn. Hij had zich niet al te netjes gedragen.
   ‘Sorry. Voor dat ik laatst zomaar wegging zonder iets te zeggen. Dat was niet OK. Ik weet ook niet waarom ik het deed. Je was heel aardig en toen deed ik zo. Het spijt me.’
   ‘Het is al goed. Het was ook een beetje een rare situatie. Ik begrijp het best.’
   Jack betwijfelde dat. Ze had geen idee wie ze voor zich had staan. Hoe hij in elkaar zat en welk verwrongen gedachtepatroon de zijne was. Maar hij besloot het te laten rusten. Daarom vroeg hij: ‘Wil je iets drinken?’
   ‘Een biertje?’ vroeg ze. Jack liep naar de koelkast en kon met zijn rug naar haar toe een glimlach niet bedwingen. Ze vroeg om een biertje. Waarschijnlijk omdat ze ook wel wist dat een whisky of een Cosmopolitan er toch niet in zou zitten. Hij haalde twee Budweisers uit de koelkast (daarop bezuinigde Jack niet) en draaide de schroefdoppen er vanaf.
   ‘Een glas?’ vroeg hij. Ze schudde haar hoofd met een blik van ‘nee laat maar’. Deze keer kon Jack zijn glimlach niet achter zijn rug verbergen. Ze had vast het idee dat rechtstreeks uit de fles drinken schoner was dan uit een glas in deze keet. Hij reikte haar het flesje aan, waarop ze haar blik door het appartement vervolgde en alles goed in zich opnam. Ze liep naar een klein bijzettafeltje en bekeek de schriftjes en notitieboekjes die er opgestapeld lagen. Ze zette haar biertje op een vrij hoekje van het tafeltje. Zonder te vragen pakte ze er een schriftje op en als hardop: ‘Zachte Ziel 11. Wat is dat?’
   ‘Mijn manuscript. Althans, een deel daarvan.’
   ‘Je schrijft?’
   ‘Ik doe een poging.’
   ‘Het ziet er wel uit als iets meer dan een poging. Wat een boel werk ligt hier. Moet je dat allemaal nog uitwerken op je computer?’
   ‘Welke computer?’
   ‘Dat meen je niet! Je hebt geen computer. Hoe moet je dit dan gepubliceerd gaan krijgen?’
   ‘Wie zegt dat ik dat wil. Ik schrijf omdat ik wil schrijven. Omdat ik moet schrijven. Maar ik schrijf niet per se om gelezen te worden. Misschien gebeurt dat nog wel eens, maar dat is geen doel op zich. Ik schrijf omdat de drang er is om te schrijven. En daar moet ik aan gehoorzamen.’
   Lynn trok in de stapel en schoof net zo lang met schriften en notitieboekjes totdat ze een schriftje met als titel ‘Zachte Ziel 1’omhooghield en aan de auteur voor haar vroeg: ‘Mag ik het lezen?’ Ze wachtte zijn antwoord niet af en nam het mee naar de bank waar ze ging zitten en het papierbundeltje handig op haar mitella legde. Met haar linkerhand sloeg ze de pagina’s om.
   Jack verplaatste haar biertje naar de tafel voor de bank en ging naast haar zitten. Hij pakte een boek op dat uitgespreid over de armleuning lag om de plaats te markeren waar hij gebleven was en hield het voor zich. Lynn keek even opzij om de titel van zijn boek, Cold Spring Harbor van Richard Yates, te keuren en verdiepte zich toen weer in het schriftje. Zo zaten ze naast elkaar op de bank, schouder aan schouder, te lezen alsof ze dat elke donderdagavond deden. De normaalste zaak van de wereld. Hoewel. Jack las weinig, want de vrouw die zo dicht bij hem zat, maakte hem toch wel een beetje nerveus. Omdat ze zijn zielenroerselen las natuurlijk, maar vooral omdat ze zo dicht bij elkaar zaten. Het was lang geleden dat hij zo dicht bij een vrouw had gezeten. Als hij al ooit zó dicht bij een vrouw had gezeten. Het aantal pagina’s dat Jack omsloeg stond dus niet in verhouding tot de hoeveelheid die Lynn wegwerkte. Verdiept in de wereld van die andere Jack, die hij David had genoemd en waar hij nog wel de nodige details van had verdraaid. Maar geconcentreerd in een verhaal dat toch wel erg dicht lag bij zijn afgesloten hart.

Lees in het schrijverslog:
- Notities bij H 8
- Sterf! en andere links

Geen opmerkingen:

Een reactie posten